Kleine landen als Estland
Ik heb altijd een voorkeur gehad voor kleine landen. Kleine landen dringen zich niet op aan hun gasten. Ze scheppen niet op over hoe groots hun heden of verleden is. Ze claimen niet dat hun keuken of taal de beste of mooiste van de wereld is. Daar hebben de bewoners geen behoefte aan.
Van mijn stuk gebracht
Dat hun landen nog bestaan is in hun ogen vaak al een wonder. Als je als gast laat merken helemaal weg te zijn van hun land, zijn de bewoners van een klein land oprecht verrast en blij met die waardering. Ze zien dat niet als het vanzelfsprekende voorrecht van hun land, en voordat je het weet, leg je contacten die dieper gaan en bestendiger zijn dan je ooit had durven dromen. Ik heb dat mogen meemaken in Macedonië en in Slovenië, in Litouwen, Letland en Estland.
Ik zat ooit ’s avonds na het eten op een terrasje in Tallinn, die prachtige hoofdstad van Estland, toen ik in gesprek raakte met een oude man; ik schatte hem een jaar of tachtig. Toen we over de Tweede Wereldoorlog kwamen te praten, waarin het kleine land eerst door de Sovjet-Unie van Stalin werd geannexeerd, met alle gevolgen van dien, om daarna bezet te worden door Nazi-Duitsland, met alle gevolgen van dien, om daarna weer ‘bevrijd’ te worden door de Sovjet-Unie, met alle gevolgen van dien, vroeg de man waar ik eigenlijk vandaan kwam. ‘Nederland’, antwoordde ik. ‘Ah, Nederlanders, dat zijn ontzettend dappere mensen’, was zijn reactie. Natuurlijk was ik gevleid, maar ik vroeg me wel af hoe een 80-jarige Est aan dat idee kwam. Zijn antwoord bracht me behoorlijk van mijn stuk.
Toen in 1944 het Rode Leger op het punt stond Tallinn weer in te nemen, maakten de Esten zich geen enkele illusie over wat er daarna zou gebeuren. Stalin zou geen genade tonen voor iedereen die maar iets met de Duitsers te maken had gehad, en bijna iedereen was door de Duitsers gedwongen voor hen te werken. De massale deportaties van Esten naar het oosten, aan de vooravond van de inval door Nazi-Duitsland, spraken boekdelen. Er lag toen een bataljon Nederlandse SS-ers voor de stad en die hebben Tallinn bijna tot de laatste man verdedigd om de Esten die konden de kans te geven naar Zweden te vluchten. ‘Wij hebben heel veel aan die mannen te danken!’ zei de man.
Machteloos onderdeel van het spel der groten
Op zo’n moment krijg je natuurlijk kortsluiting in je hoofd. Nederlandse SS-ers? Dat waren landverraders van het ergste soort! De intuïtieve afkeer die ik voor hen voelde strookte totaal niet met wat de oude man me vertelde. Hij begreep mijn reactie en veranderde van onderwerp, voordat het gesprek pijnlijk werd. Toen we afscheid namen zei hij: ‘Bart, je moet weten dat nog steeds als ik een postzegel plak en daarop Republiek Estland zie staan, ik tranen in mijn ogen krijg en bij mezelf denk: hoe bestaat het dat we er nog zijn.’
Als historicus heb ik het natuurlijk vaak met mensen over de geschiedenis van hun land. In grotere landen ontaardt zo’n gesprek al snel in een discussie over wie wanneer waarin gelijk had, wie welke oorlog gewonnen heeft of had moeten winnen. Daar heb je in kleine landen zoals Estland geen last van. Als de kleinste fiches op de roulettetafel van de Europese geschiedenis werden ze achteloos van de ene naar de andere grote speler geschoven. De eer van de natie of andere principes komen in zo’n situatie in een heel ander licht te staan. Als machteloos onderdeel van het Spel der Groten werden de bewoners van kleine landen in situaties gedwongen die ze tegen stonden, en gedwongen keuzes te maken die ze tegen stonden. Als mensen dat verhaal met je delen, dan zie je de geschiedenis op menselijke schaal: geen verhaal van dure eden, grootse overwinningen en eeuwige roem. Maar een verhaal van pijnlijke keuzes, hard werken, hopen tegen de stroom in, en misschien wel een postzegel die je gelukkig kan maken.
Volg ons